Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar, [14][zeiden zij], er zijn sommigen opgestaan van die van de [15]sekte der Farizeen, [16]die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men [17]hen moet besnijden, en gebieden [18]de wet van Mozes te onderhouden. 14. Deze woorden zijn daarbij gedaan opdat men mag verstaan dat deze woorden niet van Lukas, maar van Paulus verhaald worden. 15. Grieks ketterij. Zie van dit woord de verklaring hfdst.5 vs.17, en van de Farizeen Matth.3:7. 16. Dat is, die den Christelijken godsdienst hadden aangenomen, doch, gelijk het blijkt, den ouden zuurdesem der Farizeen niet ten enenmale afgelegd hadden. 17. Namelijk die zich uit het heidendom tot de Christelijke religie begeven; hfdst.14 vs.27. 18. Namelijk der ceremonien, vs.24. Hoewel het ook verstaan kan worden van de wet der zeden, om daardoor gerechtvaardigd te worden.